Nieuw onderzoek naar ME/CVS en de werking van Rituximab
Onlangs verscheen er een nieuw onderzoek in de Journal of Clinical Investigation Insight van de onderzoeksgroep die eerder al onderzoek deed en klinische studies publiceerde over het gebruik van immuungeneesmiddel Rituximab bij patiënten met ME/CVS.
Over Rituximab
Rituximab is een medicijn dat gebruikt wordt bij de behandeling van lymfeklierkanker en reumatologische aandoeningen. Het middel vermindert het aantal B-lymfocyten. Er zijn de afgelopen jaren onderzoeken gedaan naar of dit middel ook ME/CVS-patiënten zou kunnen helpen. Opvallend aan het onderzoek is dat het medicijn een ‘uitgesteld effect’ zou hebben. Het middel zou pas na verloop van tijd gaan werken. Hierdoor denken de onderzoekers dat ME/CVS een auto-immuunziekte is. Uit een onderzoek uit 2015 bleek dat van de 29 patiënten er 18 baat hadden bij de behandeling. Wel keerden bij een deel van de patiënten de klachten weer terug nadat de behandeling gestaakt was. Ook ontbrak bij dit onderzoek, dat gepubliceerd werd in PLOS ONE, de controlegroep, wat betekent dat men voorzichtig moet zijn met het trekken van harde conclusies. Wel kon men dankzij dit onderzoek gaan nadenken over vervolgonderzoeken, waarin onderzocht kon worden of het geven van meerdere behandelingen over langere tijd gunstig zou zijn.
Het onderzoek
Het nieuwe onderzoek hiernaar vond plaats in Noorwegen, waar vijf Noorse ziekenhuizen samenwerkten aan deze studie. Het onderzoek wil of bevestigen of weerleggen dat Rituximab nuttig is bij de behandeling van ME/CVS. Daarnaast voert een onderzoeksgroep in Haukeland een trial uit waarbij ook het effect van chemotherapeutisch middel Cyclofosfamide onderzocht wordt. Er werden 200 patiënten en 100 gezonde controlepersonen in deze studie opgenomen. De patiënten gaven voor het onderzoek regelmatig bloed. Het onderzoek werd uitgevoerd door Karl Johan Tronstad, Øystein Fluge en Olav Mella. Het werd gedaan samen met Bevital AS en Per M. Ueland en gefinancierd door de Kavli Stichting. In het onderzoek werd het metabolisme van de patiënten en controlegroep in kaart gebracht.
Resultaten
Uit het onderzoek bleek dat er een aantal biochemische veranderingen zaten in het bloed van de ME/CVS-patiënten. De gehaltes van bepaalde aminozuren waren verminderd in het bloed in vergelijking met de controlegroep, dit gaf interessante informatie over het metabolisme van de patiënten. Normaliter gebruiken menselijke cellen verschillende brandstoffen, zoals koolhydraten, vetten en proteïne als energie. Dit proces vindt plaats in de mitochondriën. Aan dit proces komt zuurstof te pas. Bij extreme fysieke inspanning is er een tekort aan zuurstof, waardoor de glucose wordt omgezet in melkzuur. Het lactaat hoopt zich op en er volgt een tekort aan energie. In dit proces speelt het enzym pyruvaat dehydrogenase (PDH-enzym) een belangrijke rol, het enzym draagt bij aan het coördineren van het gebruik van de brandstoffen. Als dit enzym zijn werk niet goed doet, dan kan er energietekort en verhoogde lactaat productie plaatsvinden in het lichaam van de patiënt. Dit zou het geval kunnen zijn bij ME/CVS-patiënten. Hierdoor hebben zij de vermoeidheid die bij gezonde mensen alleen plaatsvindt bij extreme fysieke inspanning.
Interpretatie
Al uit eerdere studies bleek dat er lagere gehaltes aminozuren gevonden werden bij ME/CVS-patiënten en in deze studie was dat dus weer het geval. Dit suggereert dat het PDH-enzym niet naar behoren werkt bij ME/CVS-patiënten. Het PDH-enzym is belangrijk voor het omzetten van koolhydraten naar energie. Als deze enzym zijn werk niet goed doet, dan kan dat zorgen dat het gebruik van andere brandstoffen verhoogd wordt, wat de verlaagde gehaltes van bepaalde aminozuren in het bloed van ME/CVS-patiënten kan verklaren. Het lichaam doet dus zijn best te reageren om de mindere werking van het PDH-enzym, maar is niet in staat om dat op te lossen. Het menselijk lichaam vraagt steeds om andere energieproductie bij verschillende activiteiten. Fysieke activiteiten kunnen er bijvoorbeeld voor zorgen dat er plots een tekort aan energie in de spieren ontstaat. Bij de ME/CVS-patiënt lukt het de cellen niet om zich aan de vraag hiernaar aan te passen, waardoor de ME/CVS-patiënt zo moe is. Opvallend was dat de daling van de specifieke aminozuren vooral bij vrouwen gevonden werd, de verschillen in de aminozuren waren bij mannen minder significant. Dit zou te maken kunnen hebben met dat mannen een grotere spiermassa hebben en dat bij hen eiwitten uit spierweefsel functioneren als een extra energiereserve. Ook werd in de studie gekeken naar de genexpressie in witte bloedcellen die het PDH-enzym reguleren. Hieruit bleek dat belangrijke factoren die de werking van het PDH-enzym verhinderen, verhoogd waren in ME/CVS-patiënten. Deze veranderingen in genexpressie waren zowel bij mannen en vrouwen aanwezig. Wat kan duiden op dezelfde remming van het PDH-enzym bij mannen en vrouwen, al zijn de effecten op het metabolisme anders.
Vervolgonderzoek
De onderzoekers schrijven dat in het vervolgonderzoek gekeken moet worden naar andere werkingen binnen het metabolisme, zoals naar die van lipiden.
Wat daarbij onderzocht moet worden is hoe een gebrekkige immuunrespons na een infectie de remming van het PDH-enzym veroorzaakt en zorgt voor een remming van het metabolisme. De geneesmiddelen Rituximab en Cyclofosfamide verminderen de remming van het PDH-enzym.
Het is afwachten op hoe dit verder gaat. Er zijn eerder afwijkingen gevonden, maar vaak is het nog lastig om te weten te komen wat deze afwijkingen precies betekenen en om een behandeling te ontwikkelen. Wel is het hoopvol dat de geneesmiddelen in elk geval voor een aantal patiënten een positieve werking hebben. We zijn benieuwd naar het vervolgonderzoek.
Bron: http://kavlifondet.no/2016/12/new-study-on-pathological-mechanisms-in-me-from-bergen-research-group/#_ednref1