Nieuws in de PACE-trial!
In 2011 verschenen resultaten van de PACE-trial in het Britse medische tijdschrift The Lancet. Dit trial werd uitgevoerd door Queen Mary University of London. Sinds de verschijning van deze resultaten is er veel om dit onderzoek te doen geweest. Het onderzoek vergeleek verschillende behandelingen voor ME/CVS. Het ging om adaptieve pacing therapie, medisch-specialistische zorg, cognitieve gedragstherapie en graduele oefentherapie. Uit het onderzoek kwam naar voren dat cognitieve gedragstherapie en graduele oefentherapie het meest effectief zouden werken en het veiligst zouden zijn voor patiënten met ME/CVS. Een jaar na het verschijnen van de resultaten verscheen er daarbij nog een onderzoek in PLOS ONE, waarin gesteld werd dat deze therapieën ook nog het meest effectief zijn wat kosten betreft.
De PACE-trial kreeg veel kritiek van patiënten en patiëntenorganisaties. Patiënten zouden tijdens het onderzoek over grenzen zijn heen gegaan. Daarbij twijfelden diverse wetenschappers ook aan de geldigheid van de resultaten. In oktober en november 2015 schreef David Tuller (docent op de University of Berkeley en blogger bij de New York Times) een aantal kritische artikelen over het onderzoek op een populaire website voor virologen en tegelijkertijd verschenen er kritische stukken van James Coyne, die als psycholoog verbonden is aan de Rijksuniversiteit Groningen.
Deze David Tuller en James Coyne, de Amerikaanse wetenschapper Dr. Racaniello, andere wetenschappers waaronder een groep Amerikaanse ME/CVS-onderzoekers en diverse patiëntenorganisaties schreven brieven aan PLOS ONE, The Lancet en King’s College London, waarin zij pleitten voor vrijgave van de gegevens. Ze riepen de onderzoekers en de bladen die het onderzoek publiceerden op de ruwe onderzoeksgegevens te delen, zodat onafhankelijke onderzoekers de resultaten opnieuw konden beoordelen. Ook de ME/CVS Stichting Nederland, de ME/cvs Vereniging en de Steungroep ME en Arbeidsongeschiktheid schreven een open brief aan de hoofdredacteur van The Lancet.
De uitvoerder van het onderzoek, Queen Mary University of London, weigerde echter de onderzoeksgegevens vrij te geven. Als reden hiervoor werd opgegeven dat de universiteit de privacy van de deelnemers wilde beschermen en dat het verzoek niet aan de juiste voorwaarden voldeed. De universiteit gaf echter wel aan open te staan voor de mening van patiënten in kwestie. Er waren natuurlijk patiënten die deze gegevens graag wilden hebben, zoals bijvoorbeeld Alem Matthees. Toen Matthees echter een UK Freedom of Information Act indiende voor de data, weigerde de universiteit ook. Hij diende daarom een klacht in bij de rechtbank. Deze oordeelde in oktober 2015 dat Matthees inderdaad recht heeft op de gegevens, maar de universiteit ging in hoger beroep. Dit beroep is verworpen en Matthees heeft de zaak dus gewonnen. Dit is goed nieuws voor ME-patiënten wereldwijd. Er kan nu onderzocht worden hoe de resultaten uit het onderzoek tot stand zijn gekomen en of deze kloppen, wat dus door verschillende wetenschappers betwist wordt.
Het is interessant hoe dit nu verder zal gaan. De ruwe data kunnen nu geanalyseerd worden door onafhankelijke onderzoekers. Als uit hun analyse van de resultaten blijkt dat het effect van de cognitieve gedragstherapie en graduele oefentherapie minder is dan werd beweerd, dan kan dit gevolgen hebben voor de behandeling van ME/CVS. Een groep patiënten heeft inmiddels de eerste stap gezet en de data geanalyseerd. Zij kwamen tot de conclusie dat de onderzoekers veel betere resultaten hadden opgegeven door de definitie van ‘verbetering’ in het onderzoek aan te passen. De bevindingen van de patiënten zijn hier te lezen: http://www.virology.ws/2016/09/22/trial-by-error-continued-the-real-data/