De ‘zaak Gert-Jan’

Een analyse van de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep

Afgelopen week berichtten wij over de ‘Zaak Gert-Jan’; de zaak van een ernstig zieke ME/CVS-patiënt die uiteindelijk zijn recht op een IVA-uitkering met terugwerkende kracht heeft kunnen halen via de Centrale Raad van Beroep (CRvB); het hoogste beroepsorgaan in Nederland met betrekking tot sociale zekerheidszaken. In dat artikel beloofden we terug te komen op deze zaak en de uitspraak nader onder de loep te nemen.

Nu de uitspraak van de CRvB is gepubliceerd kunnen we nader kijken naar de motivering van het oordeel dat zij heeft gegeven over het handelen van het UWV.  Nog even kort: de ‘Zaak Gert-Jan’ gaat over een 58-jarige ernstig zieke ME/CVS-patiënt.

De kern van de zaak

De zaak draait niet om het feit dat Gert-Jan een IVA-uitkering werd geweigerd, maar om het feit dat deze te laat aan hem werd toegekend door een gebrek aan erkenning van de ernst van de aandoening en derhalve een oordeel van het UWV dat verbetering/genezing nog mogelijk zou zijn. Hem werd daarom een IVA-uitkering met verkorte wachttijd geweigerd omdat er volgens het UWV nog kansen waren op herstel en er geen sprake zou zijn van duurzame arbeidsongeschiktheid.

Op 1 november 2019 heeft Gert-Jan een aanvraag ingediend om met toepassing van een verkorte wachttijd in aanmerking te komen voor een IVA-uitkering per 11 januari 2020. Deze werd hem geweigerd ‘bij besluit van 28 januari 2020 […] omdat hij niet volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is.’ Dit ondanks diverse rapportages van behandelend medisch specialisten. Vorig jaar verloor hij zijn beroepszaak tijdens een spraakmakende zitting waarheen hij per (wens)ambulance werd vervoerd.

Medische beoordelingen en inzichten

In de uitspraak van het CRvB springen een aantal zaken in het oog; met name het feit dat inzichten en oordelen van diverse medisch specialisten door de verzekeringsartsen van het UWV vrijelijk zijn geïnterpreteerd met als gevolg dat hem een uitkering in een eerder stadium werd ontzegd.

Het advies van de cardioloog

De cardioloog F. Visser schreef in zijn advies: ‘beter binnen de grenzen van energie blijven en meer ruimte voor (liggend) herstel inbouwen, ruim vocht en ruim zout, niet langer dan 5 minuten te staan en niet langer dan 20 minuten rechtop te zitten en dit afwisselen met voldoende lang liggend herstel en vanwege de orthostatische intolerantie het gebruik van compressiekousen’. Het UWV oordeelde dat dit advies betekende dat er nog mogelijkheden voor herstel waren. Het UWV heeft dit echter nooit kunnen onderbouwen en de CVrB heeft nu dan ook geoordeeld dat ‘deze adviezen zijn door de cardioloog benoemd als lifestyle adviezen en lijken vooral te zijn bedoeld om verslechtering tegen te gaan meer dan om een verbetering te bewerkstelligen.’

Het oordeel van de internist

De internist  Joris Vernooij heeft in de brief van 30 april 2019 erop gewezen dat geen bewezen effectieve behandeling voor genezing van ME/CVS bestaat en dat als er al enige verbetering mogelijk is, dit zeer langzaam zal gaan.

Het oordeel van de revalidatiearts

De revalidatiekliniek Roessing was van mening dat ‘het aangeboden programma gezien de gezondheidstoestand van appellant en zijn belastbaarheid, vanwege de door cardioloog Visser gestelde diagnose van ernstige CVS/ME, voor hem (Gert-Jan – red.) niet geschikt zou zijn’

Al deze inzichten van behandelend artsen met ervaring met ME/CVS zijn door het UWV zodanig geïnterpreteerd dat Gert-Jan een IVA met verkorte wachttijd kon worden geweigerd. Het UWV zag door haar verzekeringsbril nog mogelijkheden tot herstel, zij het dat zij dit oordeel nooit hebben kunnen onderbouwen.

Het oordeel van de CRvB

De Centrale Raad van Beroep meent dat niet staande kan worden gehouden dat Gert-Jan wel in staat was om benoemde behandelingen voor CVS, bestaande uit cognitieve gedragstherapie en gedoseerde oefentherapie, te volgen. Ook deze behandelingen kunnen daarom niet worden gezien als behandelmogelijkheid die de belastbaarheid van kunnen verbeteren.

De uitspraak van de CrvB

De CRvB oordeelt dat het UWV onvoldoende heeft onderbouwd dat er behandelmogelijkheden voor Gert-Jan waren om zijn belastbaarheid te verbeteren. Aangenomen moet daarom worden dat herstel van de belastbaarheid op dat moment was uitgesloten. ‘Aldus was op 11 januari 2020 sprake van duurzame arbeidsongeschiktheid als bedoeld in artikel 4, eerste en tweede lid, van de Wet WIA en dient appellant met ingang van die datum met toepassing van artikel 23, zesde lid, van de Wet WIA in aanmerking te worden gebracht voor een IVA-uitkering.’

Deze uitspraak betekent vernietiging van de eerdere uitspraken in deze zaak en voor Gert-Jan alsnog een toekenning van een IVA-uitkering met terugwerkende kracht vanaf 11 januari 2020.

Onze conclusie

Medisch specialisten mogen en kunnen niet de arbeidsongeschiktheid van patiënten beoordelen. Zij zijn hiervoor niet opgeleid. Het enige dat zij kunnen is diagnosticeren, een prognose afgeven en behandelen: dit alles vanuit ieder zijn/haar eigen specialisatie. Een verzekeringsarts is geen medisch specialist. Het gaat dan ook mis wanneer een verzekeringsarts als het ware op de stoel van de medisch specialist gaat zitten en diens oordelen vrijelijk interpreteert in het kader van arbeidsongeschiktheidswetgeving.

Erger wordt het nog – en veel patiënten herkennen dit – wanneer een verzekeringsarts vervolgens zijn/haar oordeel niet kan onderbouwen. Met name wanneer het gaat om medisch niet (of slecht) objectiveerbare ernstige aandoeningen als ME/CVS speelt dit probleem. Immers, kort door de bocht gezegd: wanneer een aandoening niet medisch objectiveerbaar is, dan ontstaat ruimte voor vrije interpretatie ondanks het feit dat er inmiddels veel kennis is. Het ontbreekt verzekeringsartsen simpelweg aan deze kennis. Veel ME/CVS-patiënten – niet alleen de meest ernstig zieken als Gert-Jan – worden vervolgens dan ook vermalen door de verzekeringsgeneeskundige wielen van het UWV.

De aangenomen motie van het lid van Kent waarover wij eerder berichtten is in dit kader dan ook zeer belangrijk. Met deze motie in de hand kan het parlement (via de minister) het UWV eventueel dwingen om een protocol te ontwikkelen voor het omgaan met patiënten met medisch niet-objectiveerbare aandoeningen zoals ME/CVS. Dat is na zoveel jaren strijd en meerdere vernietigende rapporten de hoogste tijd. De ME/CVS Stichting werkt graag met het UWV aan de ontwikkeling van dit protocol.

Relevante links

 
Foto: Herbinisaac/Pixabay

Vergelijkbare berichten